Op naar Tetuoan

We zetten de navigatie aan naar Ackour, want hier gaan we wandelen. We hebben besloten dat als ze ons weer onverhard stuurt, we onmiddellijk omdraaien en een betere weg zoeken. En ja hoor, we zijn nog geen kwartier weg en we gaan weer onverhard. Omdraaien dus en een andere weg zoeken, want we gaan niet weer uren rijden over een klein stukje, omdat mevrouw vindt dat het korter is.

Na een kleine 40 minuten komen we aan op de parkeerplaats van het nationaal park Talessentane. Vanaf hier kun je 2 wandelingen maken. De ene is 12 km naar meerdere watervallen en de andere naar God’s bridge, in totaal 6 km. Als voorbereiding hebben we diverse blogs gelezen, omdat we niet met een gids willen lopen. We gaan in ieder geval aan de goede kant langs de dam, maar slaan het verkeerde pad in en moeten echt klimmen en klauteren. Uiteindelijk komen we gelukkig weer op het goede (lees ‘betere’) pad, aan de bovenkant van de brug, terwijl we eigenlijk beneden wilden komen. Schijnbaar was het water te hoog om daar te komen.

Na een kleine 4 uur zijn we terug bij de auto en rijden richting de kust. Het plaatsje Oued Laou zou volgens de boekjes heel erg leuk zijn, mooie stranden, visrestaurants etc. Dat is niet het geval. Een enorme lege boulevard, de meeste restaurants gesloten en grijze stranden  met grote kiezels. Uiteindelijk vinden we een tentje dat ons om 15 uur nog een lunch wil serveren.

Het is nog eens 45 minuten verder naar Tétouan waar we zullen overnachten. Deze stad is echt nog niet voorbereid op toeristen. Men spreekt er meer Spaans en Arabisch dan een andere taal en Engels is al helemaal een no go. Een parkeerplek vinden is hier ook nog een kunst. Onze Riad vinden we wel snel. Niet veel later gaan we de medina verkennen en het is alsof de tijd hier heeft stil gestaan. Geen toerist te bekennen, maar ook geen restaurant of café. Er zijn wel wat mooie oude gebouwen te vinden, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Het is dat we niet verder wilden rijden, maar deze plek kun je gerust overslaan.